Toen ik zaterdag het nieuws vernam dat René Gude overleden is, raakte het me behoorlijk. Ik verraste mijzelf met deze emotie, want zo goed kende ik hem nou ook weer niet. Waarschijnlijk hebben zijn optredens in de media als Denker des vaderlands, waarin hij openlijk over zijn aangekondigde dood sprak, mijn betrokkenheid bij hem vergroot. René’s openheid heb ik zeer gewaardeerd. In zijn idee dat de dood ‘niks’ is en in enkele andere inzichten van hem, kan ik mij wel vinden. Zijn overlijden zette mij aan tot deze bespiegeling over hoe je je tot de dood kunt verhouden…
In het gesprek met Theo Maassen (in het tv-programma ‘24 uur met..’) stelt René dat er twee mogelijke houdingen zijn, wanneer je zo direct geconfronteerd wordt met je eindigheid. Je kunt je situatie ontkennen of er slachtoffer van worden. Zelf neigde hij naar ontkennen, verklaarde René. Zijn uitspraak over de twee mogelijke houdingen bleef in mijn hoofd zoemen. Ik vroeg mij af welke invloed je levenshouding van voor de onheilstijding heeft op de manier waarop je je terminale fase beleeft. Ook zijn uitspraak dat het sterven voor de nabestaanden wellicht nog wel zwaarder is dan voor de stervende, bleef hangen. Ik dacht terug aan het sterven van mijn ouders. Zowel mijn moeder als, enkele jaren later, mijn vader hebben nog negen maanden geleefd nadat zij door artsen terminaal verklaard waren. Welke houdingen hebben zij destijds aangenomen?
Mijn moeder ging voor het slachtofferschap. ‘Denk je dat het leuk is om hier met een zuurstofslang door het huis te schuifelen en te weten dat je dood gaat?’, voegde ze mij eens bozig toe tijdens de intense maanden voor haar dood. Op zich was haar slachtofferhouding niet verrassend. Vijftien jaar daarvoor had ze mij verteld dat het leven niet geworden was wat ze ervan had gehoopt en dat ze ‘haar tijd wel uit zou zitten’. Haar levenshouding was in de loop der jaren doordrenkt geraakt met slachtofferschap. Met de dood op de hielen kwam het tot een apotheose.
Mijn vader neigde meer naar ontkenning. Zijn lichaam stortte als een kaartenhuis in elkaar, maar hij zag het als repareerbare mankementen. Hij had in zijn leven heel wat overlevingskracht getoond. Als klein jongetje in een Jappenkamp in Nederlands Indië en als volwassene met een hart dat er verschillende malen de brui aan had geprobeerd te geven. Ook in die laatste maanden van zijn leven getuigde hij van een sterke overlevingsdrang. Meerdere keren kondigden artsen aan dat het nu toch echt over was en werden we als familie bij elkaar geroepen, maar bleek het toch nog niet zover te zijn. Ook toen de palliatieve sedatie de zesde dag inging, na een volgens artsen onomkeerbaar delier en coma, werd hij weer wakker met een vrij heldere geest. Bozig commandeerde hij de verpleegster om gauw wat eten voor hem te regelen.
De stervensprocessen van allebei mijn ouders heb ik ervaren als behoorlijke worstelingen. Het was zwaar voor henzelf, maar ook voor mij als kind dat meevoelt met haar ouders. Ik leed met hen mee. Ik leed vanwege het zien van hun pijn en aftakeling. Ik leed vanwege de uitzichtloosheid van hun situatie. Ik leed vanwege de confrontatie met het vergankelijke. Heel soms waren er waardevolle momenten waarin er wezenlijk contact was tussen ons. Meestal echter werd de aandacht gericht op de een of andere medische behandeling die pijn, een infectie of een of ander symptoom moest bestrijden. Zelfs tijdens het staartje van hun aardse bestaan richten zij hun blik naar voren, naar de verlichting die de zoveelste behandeling zou moeten brengen, terwijl de levensminuten onder hen wegtikten.
Sterft een mens zoals hij geleefd heeft? Bij mijn ouders zag ik hun levenshouding weerspiegeld in de manier waarop ze afscheid genomen hebben van het leven. Mede op basis van het interview met Wim Brands, durf ik voorzichtig te concluderen dat dit bij René Gude ook wel het geval was. Hij negeerde zijn aankomende dood en tegelijkertijd heeft hij het leven omarmd en een prachtige geestelijke erfenis gecreëerd. Ik ken ook wel verhalen waarin mensen in de laatste momenten van hun bestaan juist een transformatie doormaken. Zoals de ‘bullebak’ die zacht en benaderbaar wordt op zijn sterfbed. Of over mensen die zich hun hele leven lang op de toekomst hebben gericht en die op hun sterfbed met grote helderheid aanwezig zijn in het moment. Misschien zijn dat de uitzonderingen die de regel bevestigen?
Met deze bespiegeling ervaar ik een bekrachtiging van mijn levenshouding. Als je sterft zoals je leeft, is het leven in wezen een oefening in sterven. Ik oefen mijzelf in het ten volle leven. Dat betekent dat ik met wezenlijke aandacht aanwezig probeer te zijn in het moment. Dat ik zo bewust en liefdevol mogelijk wil leven. René noemde het leven een heel ‘gedoe’; je moet van alles, en er is veel niet leuk aan. Mijn streven is om het leven als geheel te omarmen, inclusief al het ‘gedoe’. Ook in het lijden zit schoonheid en liefde verborgen. Ik denk dat het makkelijker is om het leven los te laten als je het leven echt beleefd hebt. Juist als ik mij helemaal gelukkig voel, schiet de gedachte wel eens door mij heen dat het niet erg is om nu dood te gaan. Ik hoop dat dit ook zo ervaar wanneer Magere Hein mij van dichtbij in de ogen kijkt.
Wat mooi, dat René Gude mij met zijn dood inspiratie gegeven heeft voor deze bespiegeling. Inderdaad, René, dat is onsterfelijkheid.
Een mooie bespiegeling Karen. Ook ik was bedroefd te horen dat Rene was overleden. Ik kende hem ook alleen van de media en van zijn boeken, een mooi mens. Vond het ook typerend/ontroerend hoe Connie Palmen hem memoreerde in de WDD. Hij streefde ernaar een goed mens te zijn zei ze, goed voor anderen uiteraard, want goed zijn, alleen op je studeerkamer kan niet. Iemand die volledig congruent was met zichzelf, iets wat sowieso al bijzonder is. Dat het leven zwaar is onderschrijf ik, je moet van alles en dat valt niet altijd mee. Daarentegen zei hij ook dat het leven ‘geen zin’ heeft en dat er dús alles van te maken is. Jaap van Heerden schreef hier een prachtverhaal over in zijn boek ‘Wees blij dat het leven geen zin heeft’. Rene schrijft in zijn boek ‘Sterven is doodeenvoudig overigens’ dat hij juist niet de neiging had om te ontkennen, maar wel om gewoon door te gaan met zijn bezigheden.
Momenteel heb ik een collega met kanker die alleen nog behandeld wordt terverlenging van het leven, iemand met eenzelfde levensinstelling als die van Rene. Ik heb haar, met enige schroom vanwege de titel, het boekje van Rene gegeven, ter troost. Recent hoorde ik dat ze het aan het herlezen was na het bericht van René’s overlijden en dat ze er idd wat aan had. Zo leeft hij voort in zijn werk. Over doodgaan valt nog veel te zeggen, voorlopig laat ik het hier even bij.
Dankjewel voor je uitgebreide reactie, Alex. Het boek van Jaap van Heerden ken ik nog niet, ga ik eens naar kijken.
Je opmerking over het ontkennen van je situatie als het einde nadert, bracht mij op de volgende gedachte. Er zijn denk ik verschillende vormen van ontkennen. Gewoon doorgaan met je leven, of het juist zelfs nog intenser en actiever ingaan, kan een uiting zijn van acceptatie van je situatie. Tegelijkertijd kan het ook een uiting zijn van ontkenning, namelijk heel druk zijn, om maar niet aan je naderende eind te hoeven denken (en dan ontkennen dat je je naderende dood ontkent…). In dat geval is actief leven een soort vlucht van jezelf en je gevoel. Zonder dit contact met jezelf, mist er ook iets in het contact met je naasten. Dat kan ook voor die naasten pijnlijk zijn, weet ik uit eigen ervaring en uit getuigenissen van anderen die te maken hebben gehad met een stervende dierbare.
Ik denk dat René door verschillende fasen is gegaan, als ik kijk naar de verscheidenheid aan uitspraken die hij heeft gedaan en hoe ik hem de laatste jaren ervaren heb. En misschien is dat ook de meest natuurlijk gang der dingen..